In een faillissement geeft een boedelschuld een onmiddellijke aanspraak op de faillissementsboedel. Een voor de schuldeiser gunstige uitgangspositie dus. Op grond van artikel 39 van de Faillissementswet is ook de huurprijs met ingang van de dag van een faillissement een boedelschuld. Recentelijk heeft de Hoge Raad geoordeeld dat vertragingsrente over de als boedelschuld verschuldigde huurprijs ook als boedelschuld moet worden aangemerkt.
Wat was de achtergrond van deze zaak? Een verhuurder verhuurde aan een huurder een bedrijfspand. In de (algemene bepalingen van de) huurovereenkomst zijn zij overeengekomen dat de huurder vertragingsrente aan de verhuurder verschuldigd is als de maandelijkse huurprijs niet op tijd wordt voldaan. De huurder is vervolgens in staat van faillissement verklaard. Enkele maanden later heeft de curator de huurovereenkomst richting de verhuurder opgezegd.
Ongeveer drie jaar na opzegging van de huurovereenkomst is de curator overgegaan tot betaling aan de verhuurder van de verschuldigde huur. De verhuurder maakte echter ook aanspraak op de rente vanaf de vervaldatum van de huurfacturen tot aan de dag van de betaling.
Uiteindelijk is de zaak aan de Hoge Raad voorgelegd, die de verhuurder gelijk gaf. De Hoge Raad oordeelde dat indien verzuim bestaat met betrekking tot de voldoening van een boedelvordering en (in dit geval) de verhuurder recht heeft op schadevergoeding in de vorm van wettelijke (handels)rente, ook de met de boedelvordering verbonden verplichting tot betaling van deze wettelijke (handels)rente moet worden gekwalificeerd als boedelschuld. Dit geldt ook voor het geval er een contractuele vertragingsrente is overeengekomen (zoals in deze zaak het geval).
In onderhavige zaak had de verhuurder gecontracteerd door middel van het ROZ-model voor kantoorruimte en overige bedrijfsruimte 2003. In de algemene bepalingen betreffende dit ROZ model zit een contractueel rentebeding (2% van het verschuldigde per kalendermaand, waarbij elke ingetreden maand als een volle maand geldt met een minimum van € 300,- per maand).
In dat kader overwoog de Hoge Raad:
“Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat, indien in de huurovereenkomst in afwijking van de wettelijke rente een contractuele vertragingsrente is opgenomen en er verzuim is met betrekking tot de betaling van de als boedelschuld verschuldigde huurprijs (zie hiervoor in 3.2.4), deze contractuele vertragingsrente als boedelschuld verschuldigd is.”
Volgens de Hoge Raad gaat dus ook bij een bedoelschuld de contractuele rente voor de wettelijke rente. De uitkomst in deze zaak was derhalve dat de verhuurder op grond van de contractuele rente een aanzienlijk bedrag als boedelschuld bij de curator kon claimen.
Heb je naar aanleiding van dit onderwerp vragen? Twijfel dan niet om contact met ons op te nemen.